عَنْ عَائِشَةَ أُمِّ المؤْمنينَ رَضيَ اللهُ عنها قَالَت:
قُلْتُ لِلنَّبِيِّ صَلَّى اللهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ: حَسْبُكَ مِنْ صَفِيَّةَ كَذَا وَكَذَا، -قَالَ أَحدُ الرُّوَاةِ: تَعْنِي قَصِيرَةً- فَقَالَ: «لَقَدْ قُلْتِ كَلِمَةً لَوْ مُزِجَتْ بِمَاءِ الْبَحْرِ لَمَزَجَتْهُ» قَالَتْ: وَحَكَيْتُ لَهُ إِنْسَانًا، فَقَالَ: «مَا أُحِبُّ أَنِّي حَكَيْتُ إِنْسَانًا وَأَنَّ لِي كَذَا وَكَذَا».
[صحيح] - [رواه أبو داود والترمذي وأحمد] - [سنن أبي داود: 4875]
المزيــد ...
Aisha, de moeder der gelovigen, moge Allah tevreden zijn met haar, heeft gezegd:
Ik zei tegen de Profeet (vrede zij met hem): "Het volstaat dat Saffiya al zó en zó is." (Een van de vertellers voegde toe: "Ze bedoelde daarmee dat Safiyya klein van gestalte was) De Profeet antwoordde toen: "Je hebt een woord uitgesproken als het in de zee zou worden gemengd, het water zou verontreinigen" Ze zei: "ik heb iemand nagebootst." De Profeet zei daarop: " zou het niet fijn vinden om iemand na te bootsen, zelfs niet als ik daarvoor dit of dat zou krijgen".
[Authentiek] - [Overgeleverd door Aboe Dawoed, At-Tirmidhi en Ahmed] - [Soenan Abi Dawoed - 4875]
Moeder der gelovigen, Aisha, moge Allah tevreden zijn haar, zei tegen de Profeet (vrede zij met hem): "Het volstaat dat Saffiya al zó en zó is. (bedoelende Moeder der gelovigen, moge Allah tevreden zijn haar ) te zeggen dat een van haar lichamelijke gebreken is dat ze klein van postuur is." De Profeet (vrede zij met hem) antwoordde: "Je hebt een woord uitgesproken, als het gemengd zou worden met het water van de zee, het zou overheersen, veranderen en bederven." Aisha vervolgde: "En ik deed iets soortgelijks bij iemand anders om hem te kleineren." De Profeet (vrede zij met hem) zei: "Ik zou er niet blij mee zijn om over zijn tekortkomingen te spreken of hem na te bootsen en te doen zoals hij, of zijn woorden te herhalen op een neerbuigende manier, zelfs als ik er veel van de wereld voor zou krijgen."