عَنْ أَنَسِ بْنِ مَالِكٍ رَضيَ اللهُ عنه قَالَ: قَالَ رَسُولُ اللَّهِ صَلَّى اللهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ:
«لَمَّا عُرِجَ بِي مَرَرْتُ بِقَوْمٍ لَهُمْ أَظْفَارٌ مِنْ نُحَاسٍ يَخْمُشُونَ بها وُجُوهَهُمْ وَصُدُورَهُمْ، فَقُلْتُ: مَنْ هَؤُلَاءِ يَا جِبْرِيلُ، قَالَ: هَؤُلَاءِ الَّذِينَ يَأْكُلُونَ لُحُومَ النَّاسِ، وَيَقَعُونَ فِي أَعْرَاضِهِمْ».
[حسن] - [رواه أبو داود] - [سنن أبي داود: 4878]
المزيــد ...
Overgeleverd door Anas ibn Malik — moge Allah tevreden over hem zijn — die verhaalt dat de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) heeft gezegd:
"Toen ik tijdens de Nachtreis (al-Isra’ wa-l-Mi‘raadj) werd opgeheven naar de hemel, passeerde ik een groep mensen die over nagels van koper beschikten, waarmee zij hun eigen gezichten en hun eigen borstkassen openkrabden en verwondden. Ik vroeg: 'Wie zijn deze mensen, o Gabriël?' Hij antwoordde: 'Zij zijn degenen die het vlees van hun medemensen eten (door roddel en achterklap) en inbreuk maken op hun eer en goede naam.'"
[Goed] - [Overgeleverd door Aboe Dawoed - Overgeleverd door Ahmed] - [Soenan Abi Dawoed - 4878]
De Edele Profeet (vrede zij met hem) berichtte dat hij, toen hij tijdens de gezegende Nacht van de Hemelvaart werd opgeheven naar de hemelen, een volk zag dat zichzelf met lange, scherpe nagels van koper gruwelijk toetakelde: zij scheurden hun gezichten en borstkassen open. Uit verwondering vroeg hij aan de engel Gabriël (vrede zij met hem) wat de reden voor deze huiveringwekkende bestraffing was. Gabriël verklaarde: "Dit zijn degenen die roddelen, kwaadspreken en zich vergrijpen aan de eer van anderen door hun tong, zonder recht of rechtvaardiging."