عَنْ أَبِي حُمَيْدٍ السَّاعِدِيِّ رَضيَ اللهُ عنه قَالَ:
اسْتَعْمَلَ رَسُولُ اللَّهِ صَلَّى اللهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ رَجُلًا عَلَى صَدَقَاتِ بَنِي سُلَيْمٍ، يُدْعَى ابْنَ اللُّتْبِيَّةِ، فَلَمَّا جَاءَ حَاسَبَهُ، قَالَ: هَذَا مَالُكُمْ وَهَذَا هَدِيَّةٌ. فَقَالَ رَسُولُ اللَّهِ صَلَّى اللهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ: «فَهَلَّا جَلَسْتَ فِي بَيْتِ أَبِيكَ وَأُمِّكَ، حَتَّى تَأْتِيَكَ هَدِيَّتُكَ إِنْ كُنْتَ صَادِقًا» ثُمَّ خَطَبَنَا، فَحَمِدَ اللَّهَ وَأَثْنَى عَلَيْهِ، ثُمَّ قَالَ: «أَمَّا بَعْدُ، فَإِنِّي أَسْتَعْمِلُ الرَّجُلَ مِنْكُمْ عَلَى العَمَلِ مِمَّا وَلَّانِي اللَّهُ، فَيَأْتِي فَيَقُولُ: هَذَا مَالُكُمْ وَهَذَا هَدِيَّةٌ أُهْدِيَتْ لِي، أَفَلاَ جَلَسَ فِي بَيْتِ أَبِيهِ وَأُمِّهِ حَتَّى تَأْتِيَهُ هَدِيَّتُهُ، وَاللَّهِ لاَ يَأْخُذُ أَحَدٌ مِنْكُمْ شَيْئًا بِغَيْرِ حَقِّهِ إِلَّا لَقِيَ اللَّهَ يَحْمِلُهُ يَوْمَ القِيَامَةِ، فَلَأَعْرِفَنَّ أَحَدًا مِنْكُمْ لَقِيَ اللَّهَ يَحْمِلُ بَعِيرًا لَهُ رُغَاءٌ، أَوْ بَقَرَةً لَهَا خُوَارٌ، أَوْ شَاةً تَيْعَرُ» ثُمَّ رَفَعَ يَدَهُ حَتَّى رُئِيَ بَيَاضُ إِبْطِهِ، يَقُولُ: «اللَّهُمَّ هَلْ بَلَّغْتُ» بَصْرَ عَيْنِي وَسَمْعَ أُذُنِي.
[صحيح] - [متفق عليه] - [صحيح البخاري: 6979]
المزيــد ...
Overgeleverd door Aboe Hoemayd as-Saaʿidi — moge Allah tevreden met hem zijn:
"De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) stelde een man aan om toezicht te houden op de liefdadigheidsinkomsten (zakaat) van de stam van Banoe Soelaym. Deze man stond bekend als Ibn Al-Loetbiyya. Toen hij terugkeerde, legde hij rekenschap af tegenover de Profeet (vrede zij met hem) en zei:
‘'Dit is het geld dat voor u bestemd is en dit hier is een gift die mij persoonlijk geschonken is.’' Daarop sprak de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem): “Had je dan niet beter thuis gezeten, in het huis van je vader en moeder, om te zien of die gift je ook daar zou bereiken, als je werkelijk oprecht bent?” Vervolgens beklom hij de preekstoel, prees en loofde Allah, en sprak: “Welnu, tot de kern van de zaak: Ik vertrouw een van jullie een taak toe uit hetgeen Allah mij heeft toevertrouwd aan liefdadigheidsmiddelen of oorlogsbuit. Dan keert hij terug en zegt: ‘'Dit is wat u toekomt en dit is een gift die aan mij persoonlijk werd geschonken!’'
Had hij dan niet beter in het huis van zijn vader en moeder gezeten, om te zien of hem die gift ook daar zou bereiken? Bij Allah, niemand van jullie zal ook maar iets nemen dat hem niet rechtmatig toekomt, of hij zal zijn Heer op de Dag der Opstanding ontmoeten, terwijl hij datgene draagt op zijn schouders: een kameel die luid zal brullen, een koe die zal loeien, of een schaap dat zal blaten.” Daarna hief de Profeet (vrede en zegeningen van Allah zij met hem) zijn handen zo hoog, dat het wit van zijn oksels zichtbaar werd, terwijl hij zei: “O Allah, heb ik (Uw boodschap) overgebracht?” Aboe Hoemayd as-Saaʿidi — moge Allah tevreden met hem zijn — zei: “Mijn ogen hebben dit gezien en mijn oren hebben het gehoord.” "
[Authentiek] - [Overeengekomen tussen al-Boekhari en Moeslim] - [Sahih al-Boekhari - 6979]
De Profeet (vrede zij met hem) stelde een man genaamd Ibn al-Loetbiyya aan om de zakaat te innen bij de stam van Banoe Soelaym. Toen deze man terugkeerde naar de stad Medina, legde hij verantwoording af over de inkomsten en uitgaven en zei: Dit is het geld dat aan de gemeenschap toekomt en dit deel is aan mij geschonken als gift. De Profeet (vrede zij met hem) sprak tot hem: "Had je dan niet beter in het huis van je vader en moeder gebleven, om te zien of men jou daar ook een gift zou brengen als je oprecht bent? De werkzaamheden waarvoor je bent aangesteld, vormen immers de ware reden waarom men je schenkt; zou je thuisgebleven zijn, dan had men je niets gegeven. Het is daarom niet toegestaan deze giften als persoonlijk bezit toe te eigenen, enkel omdat zij jou als geschenk bereiken." Daarop besteeg de Profeet (vrede zij met hem) verontwaardigd de preekstoel, prees Allah, loofde Hem en sprak: Welnu, ik stel een van jullie aan in een functie over hetgeen Allah mij heeft toevertrouwd, waaronder de liefdadigheidsgelden en oorlogsbuit. Dan keert hij terug van zijn taak en zegt: “Dit is voor de gemeenschap en dit is een gift die aan mij persoonlijk is gegeven.” Had hij dan niet beter in het huis van zijn vader en moeder gezeten, om te zien of hem daar ook giften werden gebracht? Bij Allah, niemand onder jullie zal ook maar iets nemen waar hij geen recht op heeft, of hij zal zijn Heer ontmoeten op de Dag der Opstanding, terwijl hij dat voorwerp op zijn schouders draagt: een kameel die luid brult, of een koe die loeit, of een schaap dat blaat.’ Daarna hief de Profeet zijn beide handen krachtig omhoog, zodat de omstaanders het wit van zijn oksels konden zien en hij sprak: '‘O Allah, heb ik de boodschap overgebracht?’' Aboe Hoemayd As-Saaʿidi (moge Allah tevreden met hem zijn) getuigde: ‘'Mijn eigen ogen hebben het gezien, mijn eigen oren hebben het gehoord.’