عَنْ عَبْدِ اللهِ بنِ مَسْعُودٍ رَضيَ اللهُ عنهُ قَالَ: نَامَ رَسُولُ اللهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ عَلَى حَصِيرٍ، فَقَامَ وَقَدْ أَثَّرَ فِي جَنْبِهِ، فَقُلْنَا: يَا رَسُولَ اللهِ، لَوِ اتَّخَذْنَا لَكَ وِطَاءً، فَقَالَ:
«مَا لِي وَلِلدُّنْيَا، مَا أَنَا فِي الدُّنْيَا إِلاَّ كَرَاكِبٍ اسْتَظَلَّ تَحْتَ شَجَرَةٍ ثُمَّ رَاحَ وَتَرَكَهَا».
[صحيح] - [رواه الترمذي وابن ماجه] - [سنن الترمذي: 2377]
المزيــد ...
Abdoellah ibn Masoed (moge Allah tevreden zijn met hem) zei: De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) sliep op een mat en toen hij opstond, waren er afdrukken op zijn zijde zichtbaar. Wij zeiden: “O Boodschapper van Allah, als we voor u een zachter bed zouden maken?” Toen zei hij:
“Wat heb ik met deze wereld te maken? Mijn positie in deze wereld is slechts als die van een reiziger die schaduw zoekt onder een boom en daarna vertrekt en haar achterlaat.”
[Authentiek] - [Overgeleverd door At-Tirmidi en Ibn Maja] - [Soenan At-Tirmidhi - 2377]
Abdoellah ibn Masoed (moge Allah tevreden zijn met hem) vermeldde dat de Profeet (vrede zij met hem) eens sliep op een eenvoudige mat geweven van plantaardig materiaal. Toen hij opstond, waren er afdrukken van de mat op de huid van zijn zijde zichtbaar. Wij zeiden: O Boodschapper van Allah, als wij voor u een zacht bed zouden maken, zou dat beter zijn dan dat u op deze ruwe mat slaapt. Ik heb geen gehechtheid of liefde voor deze wereld, zodat ik ernaar zou verlangen. Mijn verblijf in deze wereld is als dat van een reiziger die schaduw zoekt onder een boom en daarna vertrekt en haar achterlaat.