عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ رَضِيَ اللَّهُ عَنْهُ قَالَ: قَالَ رَسُولُ اللهِ صَلَّى اللهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ:
«اللهُمَّ إِنَّمَا أَنَا بَشَرٌ، فَأَيُّمَا رَجُلٍ مِنَ المُسْلِمِينَ سَبَبْتُهُ أَوْ لَعَنْتُهُ أَوْ جَلَدْتُهُ فَاجْعَلْهَا لَهُ زَكَاةً وَرَحْمَةً».  
                        
[صحيح] - [متفق عليه] - [صحيح مسلم: 2601]
                        
 المزيــد ... 
                    
Aboe Hoerayrah, moge Allah tevreden met hem zijn, zei dat de Boodschapper (vrede zij met hem) zei:
"O Allah, ik ben slechts een mens. Laat alles wat ik aan een moslim heb berokkend, door hem te berispen, te vervloeken of te geselen tot hem komen als een bron van zuivering en barmhartigheid." 
                                                     
                                                                                                    
[Authentiek] - [Overeengekomen tussen al-Boekhari en Moeslim] - [Sahih Moeslim - 2601]                                            
“O Allah, ik ben slechts een mens; ik word boos zoals mensen boos worden. Laat alles wat ik een gelovige heb aangedaan door hem te beledigen, te berispen, te vervloeken of door hem te geselen of te slaan tot hem komen als zuivering, verering, vergeving en barmhartigheid, zodat hij erdoor door Uw genade wordt omhuld.”