+ -

عَنْ أَبِي هُرَيْرَةَ رَضِيَ اللَّهُ عَنْهُ قَالَ: قَالَ رَسُولُ اللهِ صَلَّى اللهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ:
«اللهُمَّ إِنَّمَا أَنَا بَشَرٌ، فَأَيُّمَا رَجُلٍ مِنَ المُسْلِمِينَ سَبَبْتُهُ أَوْ لَعَنْتُهُ أَوْ جَلَدْتُهُ فَاجْعَلْهَا لَهُ زَكَاةً وَرَحْمَةً».

[صحيح] - [متفق عليه] - [صحيح مسلم: 2601]
المزيــد ...

Aboe Hoerayrah, moge Allah tevreden met hem zijn, zei dat de Boodschapper (vrede zij met hem) zei:
"O Allah, ik ben slechts een mens. Laat alles wat ik aan een moslim heb berokkend, door hem te berispen, te vervloeken of te geselen tot hem komen als een bron van zuivering en barmhartigheid."

[Authentiek] - [Overeengekomen tussen al-Boekhari en Moeslim] - [Sahih Moeslim - 2601]

Uitleg

“O Allah, ik ben slechts een mens; ik word boos zoals mensen boos worden. Laat alles wat ik een gelovige heb aangedaan door hem te beledigen, te berispen, te vervloeken of door hem te geselen of te slaan tot hem komen als zuivering, verering, vergeving en barmhartigheid, zodat hij erdoor door Uw genade wordt omhuld.”

De voordelen van de overlevering

  1. Het sublieme en edele karakter van de Profeet (vrede zij met hem).
  2. Ibn Ḥajar zei: "In deze overlevering openbaart zich de volmaaktheid van de mededogen van de Profeet (vrede zij met hem) jegens zijn gemeenschap, de schoonheid van zijn karakter en de edelheid van zijn wezen, doordat hij alles wat van zijn kant plaatsvond, op een manier compenseerde die recht deed aan zowel correctie als eerbied."
  3. An-Nawawie zei: "Indien gevraagd wordt: “Hoe kan de Profeet (vrede zij met hem) bidden tegen iemand die dit niet waard is, hem vervloeken of berispen?”, dan is het antwoord zoals de geleerden dat hebben uitgelegd en het kan in twee hoofdzaken worden samengevat:
  4. Ten eerste: Dat degene in werkelijkheid bij Allah niet waardig is voor zulk een gebed of berisping, maar dat hij uiterlijk daarvoor kennelijk in aanmerking komt. De Profeet (vrede zij met hem) beoordeelde dit aan de hand van de uiterlijke tekenen en wetgevende aanwijzingen, terwijl Allah de innerlijke gesteldheid van het hart beheert.
  5. Ten tweede: Dat hetgeen van hem kwam aan berisping, vervloeking of iets dergelijks, niet het oprechte doel van een gebed was, maar voortkwam uit de gewoonte van de Arabieren om bepaalde uitdrukkingen te gebruiken zonder oprechte intentie. Vergelijk bijvoorbeeld uitdrukkingen als: “Moge je rechterhand vergroeien” of “Moge mijn keel worden drooggemaakt”, evenals in dit overlevering: “Moge je leeftijd niet vereren”, en in een overlevering van Moe'awiyah: “Moge Allah je buik niet verzadigen”. Dergelijke woorden waren gebruikelijk en men bedoelde er geen werkelijk gebed mee.
  6. De Profeet (vrede zij met hem) vreesde dat iets van dit soort uitingen eventueel beantwoord zou kunnen worden en daarom wendde hij zich tot zijn Heer met het verzoek dat wat van hem uitging als zegen, vergeving, zuivering en beloning zou dienen. Dergelijke uitingen kwamen slechts zelden voor, in uitzonderlijke tijden en de Profeet (vrede zij met hem) was op geen enkele wijze vulgair, ordinair, vervloekend of wraakzuchtig voor zichzelf.
Vertaling: Bengaals Vietnamees Koerdisch Portugees Thais Assamese Dari Hongaars الجورجية المقدونية
Weergave van de vertalingen